Historie



Historie van de BSV

1902

 Geschiedenis

Aan het einde van de 19de eeuw voltrokken zich in Bloemendaal grote veranderingen. Door het verkavelen van landgoederen kwamen grote percelen grond beschikbaar voor villabouw, waardoor zich een groot aantal forensen kon vestigen. Deze nieuwe bewoners, waarvan er velen niet onbemiddeld waren, achtten het peil van de toen aanwezige onderwijsvoorzieningen, een openbare en een christelijke lagere school, onvoldoende om hun kinderen later toegang te kunnen geven tot het voortgezet onderwijs.

Op initiatief van de heer en mevrouw Stoop, die zich garant stelden voor 50% van het verwachte exploitatietekort gedurende de eerste vijf jaar, werd een tienklassige school met enkele vaklokalen gebouwd. De benodigde gelden hoopte men te verkrijgen door het plaatsen van aandelen onder de ouders van de leerlingen en anderen, die het initiatief een goed hart toedroegen. Het lage aantal leerlingen per klas (16) had tot gevolg dat de personeelskosten fors waren. Het tekort op de exploitatie was derhalve hoog. Een beroep op de Gemeente Bloemendaal om de school over te nemen bleef zonder resultaat. De voortdurende dreiging dat de school zou moeten worden opgeheven, weerhield veel ouders ervan hun kinderen op de school van de Bloemendaalse Schoolvereniging (BSV) te plaatsen, waardoor het aantal leerlingen steeds verder terugliep. De komst van een nieuw schoolhoofd, de heer S.A. Wilson, die gedurende vele tientallen jaren het gezicht van de school zou vormen, markeerde het dieptepunt.

Gedurende het gehele bestaan van de school werd ruime aandacht besteed aan de ontwikkeling van de leerlingen op cultureel terrein: wandelen in de natuur, toneel- en musicaluitvoeringen door de leerlingen. Al vroeg in het bestaan van de school (ca. 1908) werden er schoolreisjes georganiseerd. Ook bestonden er facultatieve lessen voor muziek of Frans. Vermelding verdient ook het 'Slöjd' handenarbeid systeem, een uit Zweden overgenomen manier om de kinderen handvaardigheid bij te brengen. De gymnastiek was eveneens gebaseerd op in Zweden gangbare methodes.

Het accepteren van rijkssubsidie in 1918, gevolgd door de overdracht van het schoolgebouw aan de Gemeente Bloemendaal, verlichtte de financiële zorgen. In 1920 werden tijdelijk enkele klassen van het, mede door enkele bestuursleden van de BSV gestichte, Kennemer Lyceum in het schoolgebouw gehuisvest.

In 1924 werd in de 7e klas het zgn. 'Dalton' takensysteem ingevoerd. Bij het Daltononderwijs, genoemd naar de plaats Dalton in de Verenigde Staten, waar door de pedagoge Helen Pankhurst nieuwe onderwijskundige ideeën in praktijk gebracht werden, gaat het om drie zaken: de vrijheid van de leerling om zijn eigen tempo te bepalen, de onderlinge samenwerking en de zelfwerkzaamheid. Centraal staat ook de taak. Elke leerling krijgt een taak, die hij binnen een bepaalde tijd - dag, week, maand - af moet hebben.

Enkele jaren later, in 1930, deed de Montessorimethode ingang. In het Montessorionderwijs vindt men het vooral belangrijk dat het kind een stimulerende omgeving om zich heen vindt, waarin het zich thuis voelt en zich vrij kan ontplooien. Belangrijk is hierbij het speel- en leermateriaal, gedeeltelijk door de grondlegster van deze leer, Maria Montessori, zelf ontworpen. De gevoeligheid voor kleuren en vormen zijn gedurende de ontwikkeling van het kind zeer belangrijk en dienen ook in het onderwijs duidelijk naar voren te komen.

Voor het onderwijs volgens de Montessorimethode werden enkele lokalen aangepast. Van de andere Montessorischool in Bloemendaal werden in 1938 een 30-tal leerlingen overgenomen, omdat op die school de afdeling lagere school werd gesloten en men alleen als Montessori-kleuterschool verder ging.

De Tweede Wereldoorlog begon voor de BSV met het vorderen van het schoolgebouw voor enkele dagen en in 1943 voor onbepaalde tijd, waarbij men onderdak vond in de Christelijke lagere school. Veel van het lesmateriaal en meubilair moest op de zolder van het eigen schoolgebouw achterblijven. Vanaf oktober 1944 werd er nog nauwelijks les gegeven. De leerkrachten probeerden het onderwijs per klas te organiseren bij hen of bij de ouders van de leerlingen thuis. Tijdens een bombardement op Bloemendaal in april 1945 kwam een drietal leerlingen van de school om het leven. Na de bevrijding bleek de school zwaar beschadigd door allerlei vernielingen. Van het op de zolder opgeslagen materiaal bleek het meeste geroofd te zijn. In 1946 was men in staat nieuwe Montessori-meubels aan te schaffen. Pas in 1948 waren de omstandigheden weer wat genormaliseerd. In dit jaar bestond er een grote aanwas van leerlingen; ca. 100 moesten er zelfs wegens plaatsgebrek worden afgewezen. De ouders toonden zich zeer betrokken bij de mogelijkheid van het geven van Montessori-onderwijs. Creatieve vakken werden veel beoefend. Het bleek echter zeer moeilijk om hiervoor voldoende gekwalificeerd personeel aan te trekken. Een andere handicap was, dat in de jaren vijftig onderwijzeressen, die in het huwelijk traden, eigenlijk moesten worden ontslagen.

In de loop van de jaren zestig daalde het aantal leerlingen onrustbarend, waardoor de aparte Montessori-kringen uiteindelijk moesten worden samengevoegd met de klassikale leerlingen. De aandacht voor de individuele leerling is echter door de jaren heen gebleven. De aanschaf van een schoolbusje moest de school aanlokkelijk maken om de wat verder weg wonende leerlingen naar en van de school te kunnen vervoeren; in 1970 woonde ca. 40% van de leerlingen buiten de gemeente Bloemendaal.

Al vanaf het begin van de jaren zestig werd melding gemaakt van de steeds terugkerende lekkage van het schooldak. De aanwezigheid van leien als dakbedekking was hieraan debet. Ook voor het schoolgebouw zelf begonnen de jaren te tellen en het diende òf afgebroken en vervangen door nieuwbouw òf ingrijpend verbouwd te worden. Aan het begin van het volgende decennium werd veel aandacht besteed aan onderwijsvernieuwing, daarna werd alle aandacht en energie gestoken in de verbouwing van de school, waarbij echter de intussen ingevoerde doelstelling: het doorbreken van het klassensysteem niet uit het oog werd verloren. Na jaren van voorbereiding kon ten slotte in 1975 met de verbouwing worden begonnen. Na een tijdelijke huisvesting in een aantal noodlokalen kon in 1976 het geheel vernieuwde maar toch zo vertrouwde gebouw opnieuw worden betrokken. Over de onderwijsvernieuwing werd vanaf 1977 overleg gepleegd met de 'Werkgroep Meedenkende Ouders'. De school kreeg meer en meer de functie van streekschool. De overblijfmogelijkheden voor de leerlingen, moesten - ook door het feit dat steeds meer moeders een werkkring kregen - worden uitgebreid. De peuterspeelzaal, diende al jaren als kweekvijver voor de kleuterschool. In 2000 werd hiervoor een aparte stichting opgericht: "Stichting Peuterspeelzaal BSV". In het begin van de negentiger jaren groeide het aantal leerlingen stormachtig; de bus kon worden afgeschaft en er werden zelfs leerlingen op een wachtlijst geplaatst.

Over de onderwijsvernieuwing werd vanaf 1977 overleg gepleegd met de 'Werkgroep Meedenkende Ouders'. De school kreeg meer en meer de functie van streekschool. De overblijfmogelijkheden voor de leerlingen, moesten - ook door het feit dat steeds meer moeders een werkkring kregen - worden uitgebreid. De peuterspeelzaal, diende al jaren als kweekvijver voor de kleuterschool. In 2000 werd hiervoor een aparte stichting opgericht: de Stichting Peuterspeelzaal BSV. In het begin van de jaren negentig groeide het aantal leerlingen stormachtig; de bus kon worden afgeschaft en er werden zelfs leerlingen op een wachtlijst geplaatst.

Als een rode draad door de geschiedenis van de schoolvereniging loopt de ouderbijdrage, of liever gezegd: de hoogte ervan. Aanvankelijk bedoeld om het bestaan van de school mogelijk te maken, werd - na de gelijkschakeling van het bijzonder- met het openbaar onderwijs - de bijdrage gebruikt voor het benadrukken van het bijzondere karakter van de school. Hierbij werd niet uit het oog verloren, dat steeds aandacht moest worden gegeven aan het zo veel mogelijk geschikt maken van de leerlingen voor het vervolgonderwijs. Ter versteviging van de banden tussen de school en de (oud)leerlingen werd er gedurende de laatste decennia elke vijf jaar een lustrumviering georganiseerd. In 2002 kon men terugzien op een bewogen eeuw van lesgeven - en ontvangen -, waarbij duidelijk werd dat de school niet meer weg te denken viel in Bloemendaal en omgeving.